Vlak na de oorlog, nu zo een 60 jaar geleden heerste er veel verdriet en armoede in Nederland. Door de oorlog is bijna alles vernield. Er staat nauwelijks meer iets overeind. Mensen verlangen naar vroeger. Ze hebben honger en verdriet en willen dat het weer wat zoals vroeger. Op een aantal mensen na. Een groepje kunstenaars…
Deze kunstenaars hechten geen waarde aan vroeger. Zij willen juist vernieuwing, iets anders en ze willen de vrijheid hebben om dat te maken. Er ontstaat een schildersgroep. Waarin Karel Appel, Corneille, Constant Nieuwenhuys, Theo Wolvecamp, Eugene Brands en Anton Rooskens zitten. Het zijn geen boezemvrienden maar kennen, waarderen elkaar wel. Ze willen hetzelfde. Af en toe doen ze dingen samen. Zo reizen ze af naar Parijs. Ze noemen zich de Experimentele Groep Nederland. Maar zij zijn niet de enige en andere kunstenaars sluiten zich bij hen aan. Wanneer ze met een hele grote groep kunstenaars bijeen zijn onderscheiden zich er 6. Zij verlaten de rest en stichten in Cafe Notre Dame hun eigen club op. Namelijk Jorn uit Denemakren, Dotremont en Noiret uit Belgie, Karel Appel en Constant Nieuwenhuys en Corneille uit Nederland. Dotremont bedenkt een naam, namelijk CoBrA. De eerste letters van de plaatsen waar de kunstenaars vandaan komen.
Karel Appel krijgt opdracht een wandschilderingte maken, in de kantine van het Amsterdamse stadhuis. In maart 1949 is deze klaar en zorgt voor een hoop protest. Ambtenaren kunnen er niet tegen en protesteren, er ontstaat een soort rel en de gemeente besluit het werk te verbergen achter behang. 10 jaar later komt het pas weer tevoorschijn en wordt officieel onthuld. De kantine is nu een restaurant van een hotel.
De directeur van het Stedelijk Museum n Amsterdam neemt hierop een soort wraak. En hij vraagt Karel een koffiekamer te beschilderen, waarover het publiek al snel sprak als de Appelbar.
Opnieuw ontstaat er een rel. Cobra krijgt(huurt) een expositie in het Stedelijk Museum. Bij de opening worden de kunstenaars en bezoekers uitgemaakt voor communist. De kranten reageren hierop en vele zijn nieuwsgierig en komen kijken. Hiervan is uiteindelijk de huur betaald. Ook al is het veel negatieve kritiek, het levert CoBrA veel bekendheid op.
Na de tweede tentoonstelling in het najaar van 1951 in Luik houdt de groep op te bestaan. Ze besluiten ieder hun eigen weg te gaan.
Ze verkopen eigenlijk nauwelijks iets van hun werk, af en toe en dan voornamelijk aan familie voor zeer lage prijzen. Ook hebben ze maar twee keer een tentoonstelling. Een keer in Amsterdam in 1949 en een keer in Luik in 1951.
Deze kunstenaars zijn dol op primitieve kunst, objecten en voorwerpen uit verre streken. Ook zijn ze dol op kindertekeningen. De kracht, het directe en de vele gevoelens die te zien zijn in een kindertekening facineert deze kunstenaars. De levendigheid, het naïeve, het spontane en het je nergens wat van aantrekken. Dit intrigeert en inspireert hen. Dit willen zij ook en dit is terug te zien in hun werk.
Constant schildert een schilderij met vogels, als teken voor de vrijheid. Namelijk zo vrij als een vogel.
Deze schildering wordt de Twee vogels genoemd. Constant was een dierenvriend, hield van muziek en literatuur. Als kind wilde hij leeuwentemmer worden. Hij schrijft in 1948 het Manifest. Hierin komen verschillende punten naar voren. Zoals het afzweren van stijl en het zoeken naar eigen stijl. Kindertekeningen, daar kwam zijn inspiratie uit. Open staan voor alle mogelijkheden en suggesties. Zien waar het werk je toe leidt. Een vlek kon altijd iets worden, een figuur of een dier. Het is maar wat je er in ziet. Na het schilderen van de ‘Twee vogels’ schilders Constant steeds serieuzer. Hij verwerkt de oorlog en verdiept zich in de nieuwe mens.
Karel Appel
Karel was vooral een doener. Hij had niets met de theorieën van andere kunstenaars. Hij schilderde met heldere kleuren en simpele vormen. Hij gebruikte composities met fantasiedieren en onschuldige kinderen. Appel kreeg in 1954 een tentoonstelling in Parijs en later ook nog in New York. Vooral de laatste stad inspireerde Appel heel erg. Hij ontwikkelde een zeer expressionele schilderswijze met figuratieve elementen. Wel bleef hij trouw aan de uitgangspunten van Cobra.
Corneille
Corneille vestigt zich in 1950 in Parijs. Hier neemt hij deel aan verschillende tentoonstellingen. Hierna trekt hij bijna de hele wereld over. Zijn verre reizen vormen een grote inspiratiebron voor zijn kunstwerken. In zijn vroege werk, uit de jaren 50, zijn veel indrukken uit Afrika terug te vinden. In de jaren 60 zijn dit vooral indrukken uit Midden Amerika en het Caribische gebied. In zijn werk zijn vaak landschappen en steden gezien vanuit het ´vogelperspectief´. Het komt neer op meer beweging door de versterking van de kleurcontrasten en compacte vormen.
Vanaf de late jaren 60 krijgt zijn werk een meer figuratief karakter. Grote kleurvlakken treden op de voorgrond. Een lyrische stijl. Hier blijft hij bij. Hij schildert wat hij heeft gezien en mee gemaakt. Visioenen van tropische landschappen en tuinen, bevolkt door planten, dieren en vouwen. Het werkt altijd uitbundig met kleuren.
Corneille vestigt zich in 1950 in Parijs. Hier neemt hij deel aan verschillende tentoonstellingen. Hierna trekt hij bijna de hele wereld over. Zijn verre reizen vormen een grote inspiratiebron voor zijn kunstwerken. In zijn vroege werk, uit de jaren 50, zijn veel indrukken uit Afrika terug te vinden. In de jaren 60 zijn dit vooral indrukken uit Midden Amerika en het Caribische gebied. In zijn werk zijn vaak landschappen en steden gezien vanuit het ´vogelperspectief´. Het komt neer op meer beweging door de versterking van de kleurcontrasten en compacte vormen.
Vanaf de late jaren 60 krijgt zijn werk een meer figuratief karakter. Grote kleurvlakken treden op de voorgrond. Een lyrische stijl. Hier blijft hij bij. Hij schildert wat hij heeft gezien en mee gemaakt. Visioenen van tropische landschappen en tuinen, bevolkt door planten, dieren en vouwen. Het werkt altijd uitbundig met kleuren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten